Joost Diepens

De boer op

De koe die met kerst geen melk geeft, moet nog worden uitgevonden. Dus zijn ook RMO-chauffeurs (Rijdende Melk Ontvangst) met de feestdagen aan het werk. Joost Diepens (46) uit Lage Mierde vindt het geen probleem. En zijn vriendin Maud evenmin. Gaat ze toch gewoon – net als TON – een nachtje mee.

Nachtdienst

Het is vier uur in de middag. Joost en zijn vriendin Maud Lendering (42) zitten aan de koffie. Dewi, de achtjarige dochter van Maud, speelt met de rode kitten. Joost heeft nachtdienst en gaat straks van huis. Maud: “We eten om vijf uur warm en om halfzes vertrekt Joost naar Molenschot om zijn tankwagen op te halen.”

Ritplanning

Waar Joost vandaag zijn melk zal lossen, is nog niet bekend. “Vaak moet ik naar Aalter, in België, daar staat ook een melkfabriek van Campina. Dat is ongeveer één uur en drie kwartier rijden vanaf mijn werkgebied in West- en Midden-Brabant.” Rond halfvijf krijgt Joost een mailtje van Campina: de ritplanning. Vanavond moet hij zijn eerste lading melk lossen in Maasdam. “Da’s vlakbij Rotterdam. Scheelt me weer een lange rit door België. En de tweede lading moet naar Veghel.” De boeren waar hij de melk gaat ophalen, zitten allemaal dicht bij elkaar. Deze dienst zijn het er tien.

Meerijden

Joost en Maud wonen sinds drie jaar samen. In de vijf jaar dat ze een relatie hebben, is Maud al een aantal keren meegereden. “Joost moest een keer met oud en nieuw werken en Dewi was bij haar vader. Toen kon ik wel naar mijn ouders of vrienden gaan om de jaarwisseling te vieren, maar ik vond het veel gezelliger om met Joost mee te gaan. En met kerst ben ik ook een paar keer mee geweest.” Hoe het dit jaar met de feestdagen zal zijn, weten ze nog niet.

Binnendoor-weggetjes

Tijd om te vertrekken. Via binnendoor-weggetjes rijdt Joost naar Molenschot. Hij werkt sinds anderhalf jaar voor VOF De Jong. “Hiervoor was ik 23,5 jaar in dienst bij VOF Scheepens. Daar had ik graag mijn vijfentwintigjarig jubileum gevierd, maar Scheepens ging met pensioen. De Jong heeft toen een wagen en twee chauffeurs van Scheepens overgenomen. Mijn baas, Bas de Jong, ken ik al vijftien jaar. Hij is ook melkrijder. En zijn vader ken ik al zolang als ik in de melk zit.”

Koeien

Dat Joost nu melk rijdt, was eigenlijk niet de bedoeling. Hij had varkensboer willen worden. “Ik ben een boerenzoon. Toen ik zes was, gingen bij ons de koeien weg. Mijn vader had reuma en het melken ging niet meer. Mijn pa is toen in de varkens gegaan, maar dat vond hij helemaal niets. Hij zei altijd dat als ik groot zou zijn, de koeien terug zouden komen. Als enige zoon zou ik dan het bedrijf overnemen. Toen ik tien jaar was, overleed mijn vader. Mijn moeder is toen doorgegaan met de varkens.”

Regelgeving

Op zijn negentiende kwam Joost van de middelbare agrarische school. Twee jaar lang werkte hij bij een varkensboer. Het idee was om de kleine varkenshouderij van zijn moeder over te nemen en uit te bouwen. “Ik had al vergunningen aangevraagd, maar in die tijd veranderde de regelgeving. Uiteindelijk durfde ik de stap niet aan. Bij ons op het dorp zat een melkrijder en die zocht een knecht. Maar dat bedrijf reed met opleggers en daar had ik geen ervaring mee. Hij stuurde me door naar Scheepens, want daar hadden ze bakwagen. Zo ben ik melkrijder geworden.”

Controle

Spijt heeft Joost niet van die keuze. Hij geniet van zijn vak. “Ik ben méér dan alleen chauffeur. Ik bén de Rijdende Melk Ontvangst. Ik ben de eerste die de melk controleert. Als ik bij een boer aankom, check ik eerst de temperatuur van de melk. Die moet tussen de vier en vijf graden zijn. En ik ruik er ook altijd aan. Als je niets ruikt, is het goed. Ook kijk ik naar de kleur; die moet mooi melkwit zijn. Als ik het niet vertrouw, dan laad ik de melk niet en bel ik Campina om te controleren. Maar dat is in mijn loopbaan pas twee keer gebeurd. De boeren checken het zelf heel goed.”

Wel en wee

Het mooie van zijn werk vindt Joost de vrijheid, het contact met de boeren en natuurlijk het gemanoeuvreer met de tankwagen. “Die kleine weggetjes en lastige erven zijn uitdagingen. Daar geniet ik van. En elke dag is anders. Het komt weleens voor dat ik tijdens een dienst geen enkele boer spreek. Voor het laden is het ook niet nodig, want bij alle boeren kan ik zo de slang aankoppelen. Maar als ik mijn eerste adres een boer zie, dan is het vaak zo dat ik bij de andere boerderijen ook de boer tegenkom. Maken we even een praatje en ben ik weer op de hoogte van het wel en wee van iedereen.”

Wennen

In het begin moesten vriendin Maud en haar dochter Dewi wennen aan het dag- en nachtwerk van Joost. Maud: “Ik houd ervan om spontaan uitjes te plannen in het weekend. Maar tussen nachtdiensten in gaat Joost niet op pad. Nu zijn we eraan gewend. Dewi is ook al een keer met Joost meegereden. Vond ze heel erg leuk.”

Vaste wagen

In Molensloot staat zijn tankwagen klaar. VOF De Jong heeft twee RMO-wagens en vier man personeel. Bas de Jong (rechts) rijdt zelf ook. Samen met een collega heeft Joost een vaste wagen. Ze rijden dag en nacht. Eén keer in de vierentwintig uur wordt de tank gereinigd.

Robotboeren

Om de drie dagen komt de RMO bij een boer langs om de melk op te halen. Joost gaat altijd eerst langs bij de ‘robotboeren’. “Dat zijn bedrijven waar de koeien automatisch gemolken worden. Je weet dat daar altijd melk is. Bij boeren die nog traditioneel melken ga ik als laatste langs. Je bent dan afhankelijk van of ze al klaar zijn met melken.”

Monsterpotje

Voordat Joost de melk uit de tank of silo in zijn tankwagen laadt, neemt hij eerst een monster. Het monsterpotje gaat achterin de wagen in een bak met ijswatermengsel. “Bovenop mijn wagen zit een gps-systeem. De computer in de wagen ‘weet’ dat ik bij deze boer ben en onderop het monsterpotje zit een chip. Als ik dadelijk de melk los, gaan alle monsterpotjes naar het onderzoekscentrum en wordt de melk van de veehouders gecontroleerd.”

Sleuren

Als RMO-chauffeur krijg je genoeg beweging. “Het is wagen in en wagen uit. Bij de ene boer klim je op de tank om een monster te nemen. Bij de andere zit je op je hurken om de slang aan te sluiten op de silo. En natuurlijk altijd sleuren met die slang. Hoe zwaar die is? Geen idee. Zwaar, maar ik ben het gewend. Het houdt mij in elk geval fit.”

Penicillinetest

Na vijf boerderijen is de tankwagen vol. Joost moet nu een penicillinetest uitvoeren. In de grote monsterfles achterin de wagen zit een mengsel van alle melk die geladen is. Een teststrookje gaat in de melk en vervolgens in een apparaat in de cabine. “Als het onderste streepje op de strip roder is dan het bovenste, is de melk negatief. Dat betekent dat er geen penicilline in zit en dat is goed. Dan kan ik gaan lossen.”

Buizenpost

Voordat Joost in Maasdam kan gaan lossen, moet hij in de losruimte eerst het controlestripje in de computer invoeren. “Ik tik ook mijn nummerbord in, mijn ritnummer en de hoeveelheid liters die ik ga lossen. Als het stripje wordt goedgekeurd, kan ik de slang aankoppelen. Dan wordt de eerste zeshonderd liter gelost. Daar maak ik dan weer een monster van. Die gaat met de buizenpost naar het laboratorium. Binnen een paar minuten is de controle klaar. Als de melk is goedgekeurd, wordt de rest automatisch gelost. Ik kan dat op de computer in de losruimte zien. En daarna is het: slang loskoppelen en op naar de volgende ronde boeren.”

Fotografie: Chris Pennarts

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *